De ontwikkeling van de Baby

Algemene lichamelijke ontwikkeling van de Baby.

1-3 maanden:

Na een maand kan de baby zijn hoofdje al een paar seconden optillen, als hij bijvoorbeeld op zijn buik ligt of als je hem rechtop zet. Ook kan je, als het al niet is gebeurd, het eerste glimlachje verwachten! Aanvankelijk zullen het wat oefenglimlachjes zijn, maar na een week of 3/4 zal de baby duidelijk naar jou terug lachen. In de eerste maand kan de baby ook kijken naar voorwerpen die op een afstand van ongeveer 20 centimeter van hem vandaan liggen. Hij ziet nog niet scherp, maar kan al wel contouren zien en contrasterende kleuren.
Na twee maandenkan de baby voorwerpen op grotere afstanden zien, maar nog niet scherp. Als je door de kamer loopt zal de baby je proberen te volgen met zijn oogjes en hoofdje. Het nekje van de baby wordt ook wat steviger in deze maand. Moedig hem aan, als hij op zijn buik ligt, om zijn hoofd op te tillen door een kleurig speeltje voor hem te houden.
Na drie maanden is de baby druk bezig met het bestuderen van de bewegingen van zijn handjes. Hij ontdekt dat hij die roze dingen af en toe zijn gezichtsveld kruisen en ze zelf kan bewegen. Dit is van belang om zo de oog-handcoördinatie te ontwikkelen. Ook krijgt hij veel indrukken. Hij begint te slaan naar speeltjes in de buurt. Voorwerpen vastpakken kan pas als de grijpreflex helemaal verdwenen is. Ook kan de baby zijn hoofdje ononderbroken rechtop houden. De nachten kunnen rustiger worden voor de moeder, want vanaf nu gaan de meeste baby's steeds meer de hele nacht slapen. Betrek in de derde maand de baby bij het dagelijks leven door hem af en toe in een wipstoeltje te laten zitten. De rugleuning mag al wat omhoog, maar nog niet helemaal.

4-5 maanden:


Vanaf nu kunnen de meeste baby's goed diepte zien. De baby gaat in deze tijd gerichter naar allerlei speeltjes slaan en probeert misschien zelfs al wat te pakken. Beide handjes beginnen steeds meer samen te werken. Met behulp van jouw steun kan het kindje op je schoot zitten en het hoofdje van links naar rechts draaien. De baby zal deze periode flink gaan kwijlen. Dit hoeft niet te betekenen dat er al een tandje komt (kan wel). Dit kwijlen heeft te maken met het ontwikkelen van de speekselklieren en de mondspieren. Ook kun je rond deze tijd de eerste echte traantjes zien. Hiervoor huilde de baby nog alleen met geluid.

6-9 maanden:

De meeste baby's kunnen nu met een licht steuntje een tijdje rechtop zitten. Op zijn buik liggend kan de baby zijn gewicht dragen door op zijn onderarmen te steunen en als je hem vasthoud kan hij zich rechtop houden met gestrekte heupen en knieën. Hij zal nu ook aanstalten gaan maken om te gaan rollen: eerst op zijn zij en na een paar weken ook helemaal van rug naar buik en weer terug. De meeste baby's kunnen nu gerichter dingetjes pakken. Alles gaat nu onmiddelijk naar het mondje. Hiermee voelt en ontdekt de baby het voorwerp. De baby begint nu rammelaars te pakken en er bewegingen mee te maken of zijn eigen flesje vast te houden. Als de baby een speeltje vasthoud en je bied hem een tweede speeltje aan, zal hij het eerste laten vallen.
Na negen maanden, als de baby goed stevig rechtop zit, kan hij in een winkelwagentje of fietsstoeltje zitten. Bouw het langzaam op, want het is in het begin erg vermoeiend. Als het kindje eenmaal kan zitten, zal het niet anders willen. Het is verstandig om hem toch regelmatig op de buik te laten spelen om de verder motorische ontwikkeling (bijvoorbeel het kruipen) te stimuleren. Help de baby bij het leren kruipen door hem aan te moedigen in zijn pogingen. Zo vergeet hij sneller frustraties en vermoeidheid. Als de baby zit, schommelt hij met zijn lijfje voor- en achterwaarts. Dit doet hij om zijn evenwicht te ontwikkelen. Ook gaat het kindje steeds meer spelen. Hij kan met beide handen een speeltje tegelijk vasthouden en breng het speeltje van de ene naar de andere hand. Ook kan hij bijvoorbeeld een autootje vasthouden en met het andere handje aan het wieltje draaien. Het eerste tandje heeft zich ook al laten zien bij het merendeel van de kindjes.

10-12 maanden:


De motoriek wordt steeds verfijnder: heel precies kan de baby met zijn wijsvingertje en zijn duimpje een koekkruimel oppakken, om dat vervolgens gelijk in zijn mondje te stoppen. Datzelfde wijsvingertje gaat nu naar alles wijzen (inclusief stopcontacten). Kijk daarom ook eens naar het onderdeel veiligheid.

De baby kan nu goed zitten. Ook zal hij in deze periode gaan kruipen. Aanvankelijk nog schuivend op de buik (eerst achteruit), maar later ook op handen en knieën. Sommige baby's doen dit niet op de klassieke manier, maar hebben een andere variant ontwikkeld. Ook begint de baby zich in de box of met behulp van een tafeltje zich op te trekken tot staan. Eerst tot op zijn knietjes en later helemaal tot staan. Met behulp van deze steun zullen straks de eerste voorzichtige stapjes komen.

 

Motorisch en zintuigelijke ontwikkeling van de Baby.

Van reflexbewegingen naar beheersing van spieren.

Reflexen zijn automatische reacties op prikkels van buitenaf. Deze bewegingen zijn onbewust. Twee opvallende reflexen van een pasgeboren baby zijn het grijpreflex en het loopreflex. Deze reflexen verdwijnen na twee of drie maanden, dan worden reflexen omgezet in bewuste bewegingen. Een baby krijgt dan steeds meer spierbeheersing.

Coördinatie.

Coördinatie is waar twee dingen elkaar kruisen. Je hebt een oog-hand coördinatie en een oog-voet coördinatie waarbij er samenwerkingen ontstaat tussen handen en ogen en voeten en ogen.

Zintuigelijke ontwikkeling.

De ontwikkeling van de zintuigen start al voor de geboorte. De zintuigen zijn zien, ruiken, voelen, smaken en horen. 
Bij een baby functioneert zien vaag en onscherp na de geboorte. Hij kan namelijk nog niet accomoderen. Na een week of vier ontstaat dit langzamerhand.
Ruiken wordt gebruikt om de borst te zoeken. Baby's herkennen de geur van hun moeder.
Voelen is een belangrijke cognitieve ontwikkeling dit kun je stimuleren door het leren van rond en hoeking en warm en koud. De mond speelt een belangrijke rol in het begin. Met de mond neemt de baby voor het eerst iets van buitenaf op.
Smaak ontwikkeld zich geleidelijk, kinderen houden eerst meer van zoet. Later leren ze de andere smaken waarderen.
Horen gebruiken de na drie dagen om te reageren op de moeders stem. De eerste dagen hoort de baby niks vanwege het vruchtwater achter het trommelvlies.

Motorische ontwikkeling.

Hoofd zelfstandig optillen.
Na vier weken hangt het hoofd los en slap, maar na twee maanden is het hoofd niet meer volledig slap. Na vier maanden gaat het hoofd mee als je de baby optilt en na zes maanden heft de baby spontaan zijn of haar hoofd.

Kruipen.
Een pasgeboren baby houdt het hoofd naar een kant met de bekken omhoog en ligt passief. Na een maand tilt de baby zijn of haar hoofd enkele seconden op en buigt en strekt de ledematen. Na drie maanden kan de baby zijn of haar hoofd langer en hoger en meer rechtop tillen met geplooide ellebogen. Na vier maanden tilt de baby zijn of haar romd op en steunt op haar handen met ellebogen gestrekt. Na zeven tot acht maanden kan de baby op handen en voeten kruipen.

Zitten.
Een pasgeboren baby zit in een kromming met de hele rug als een zoutzak met het hoofd schommelend. Na vier maanden kan hij nog niet alleen zitten, maar wel met de rug minder krom met een flinke steun. Na zes maanden zit de baby met lichte steun van eventueel eigen handen. Na acht maanden kan de baby alleen zitten en kan vanuit de zit naar de buikligging.

Staan.
Na drie tot zes maanden kan de baby niet staan, zakt dan door zijn benen heen. Na zes tot negen maanden steekt hij zijn achterste uit en maakt hij stapbewegingen. Na tien maanden kan de baby al staan, maar moet hij wel nog vastgehouden worden. Na elf maanden kan een baby al staan met steun.

De algemene cognitieve ontwikkeling van de Baby.

De cognitieve ontwikkeling zet zich al in vóór de geboorte. Tijdens de zwangerschap schijnt het ongeboren kind al in staat te zijn dingen te leren. Zo kan het leten reageren op de stem van de moeder en herkent een vast melodietje.

Na de geboorte ontwikkeld de baby zich enerzijds door rijping, anderzijds door leren. Bij leren is het belangrijk dat het kind eraan toe is. Pas als het kind goed is ontwikkeld heeft het zin om het kind iets te laten leren.
Bij het leren wordt onderscheid gemaakt in drie manieren van dingen onder de knie krijgen. Evaringsleren; leren om het zelf te doen, Herhalingsleren; leren door te herhalen of te oefenen, en Imiterend leren; leren door voordoen en nadoen.
Rijping is te beïnvloeden. De ontwikkeling van der baby kan gestimuleerd worden door een interessante omgeving. Een omgeving met veel prikkels maakt een kind actief. Variatie is hierbij hel belangrijk om de aandacht van het kind vast te houden. 
De baby leert in het begin van zijn leventje veel via zintuigen. De tast door bijvoorbeeld de mond te gebruiken. Via tast leert een baby dat sommige dingen zacht zijn, zoals een knuffel en andere dingen juist hard, zoals een blokje of een bal. Hij ervaart ook het verschil tussen warm en koud of tussen glad en ruw. Het hele huis is gevoeling voor aanraking. Voor een baby is het dan ook zeer belangrijk om aangeraakt, geknuffeld of gemasseerd te worden.

De taalontwikkeling.

Taal is verbale communicatie, gesproken of geschreven woorden. Taalontwikkeling kunnen we in verschillende fases onderverdelen, namelijk de voortalige fase (0-1 jaar), de vroegtaligefase (1-2 jaar), de differentiatie fase (2-5 jaar) en de fase van voltrooiing (vanaf 5 jaar).

De eerste fase in de taalontwikkling wordt de voortalige fase genoemd. In deze fase wordt de basis van de taalontwikkeling gelegd. Eerst leert een baby de klanken te herkennen. Na zes weken kan hij al andere geluiden maken dan alleen huilen, hij probeert dan geluiden van anderen na te doen. Als eerst herkend hij de klinkers (a,e,i,o,u) daarna de medeklinkers zoals r, t en d. Na 6 maanden kan hij klinkers en medeklinkers tegelijkertijd uitspreken, dan begint hij te brabbelen en 'mee te praten'. Na 8 maanden kan de baby begrijpen dat bepaalde klanken bij elkaar horen en samen een woord vormen, maar zelf kan hij nog geen woorden zeggen

Hier een filmpje over een brabbelende baby --> www.youtube.com/watch?v=D_hF6AnkWGU

Je kunt met non-verbale communicatie laten merken hoe jij je voelt door je lichaamshouding, je gezichtsuitdrukking of je gebaren. Wat je zegt kan ondersteunt worden door je lichaamstaal, maar kan ook duidelijker maken dat je niet weet wat je zegt. Het grootste deel van je communicatie bestaat uit lichaamstaal de andere slechts uit een klein deel woorden.
Een baby communiceert voornamelijk met lichaamstaal, aangezien het nog geen woorden gebruikt. Een baby geeft ook aan via huilen en lachen uitdrukking aan zijn gevoelens. Huilen betekend niet altijd onlust, het kan ook zijn dat een baby honger heeft, aandacht wil of opgewonden is.

De algemene sociale ontwikkeling.

Een pasgeboren baby is volkomen afhankelijk van de ouders. Dat wil niet zeggen dat alleen bij de ouders de verzorging plaats vind, er wordt ook steeds meer gebruik gemaakt van de kinderopvang (indien mogelijk). Een belangrijk aspect van de opvang zal dan ook zijn het helpen, begeleiden en stimuleren van de sociale ontwikkeling.

Een baby reageert duidelijk op anderen door te lachen, te huilen en trappelen, maar kan ook minder duidelijk communiceren door middel van lichaamstaal. Hier een aantal voorbeelden.

  • Als de baby zijn handjes dicht heeft met de duim eruit dan is hij/zij verwachtingsvol.
  • Heeft de baby zijn handjes dichtgeknepen dan sluit het zich af voor wat er gebeurt.
  • Zijn de handjes losjes of open, dan maakt hij duidelijk dat hij/zij geniet en ontspannen is

Ook met het hoofdje kan een baby communiceren. Het wegkijken bijvoorbeeld dan heeft hij aan even behoefte te hebben aan pauze. Hij of zij neemt dan de tijd om indrukken te verwerken.
Als de baby zijn of haar ogen sluit dan geeft hij/zij aan dat het goed is geweest.

Het ontbreken van ik-besef.

De baby heeft niet het besef om zelf iemand te zijn, los van anderen om hem heen. Hij weet niet waar hij zelf ophoud en waar een ander begint. Hij herkend bijvoorbeeld nog niet zijn eigen arm. Je ziet dan ook als ze het handje in beeld krijgen, dat ze ermee gaan spelen.
Gaandeweg leert de baby het verschil tussen ik en niet-ik. Dit komt ook doordat het kind steeds meer zelf gaat kunnen, zonder hulp van anderen. 
Pas na ongeveer 2 jaar is er sprake van een duidelijk ik-besef.

De algemene emotionele ontwikkeling.

De eerste 6 weken is het lachen een reflex. Na ongeveer 6 weken kan de baby sociaal glimlachen. Lachen gebeurd nu bewust bij herkenning of bij prettige prikkels uit de omgeving. De eerste 7 maanden lacht de baby naar iedereen die aardig doet, maar daarna lacht de baby selectief. De baby lacht dan alleen naar mensen waarmee een band is opgebouwd. De baby wordt ook bang om in de steek gelaten te worden tijdens de eenkennigheidsfase.

Hechting.

Hechting is een band die onstaat tussen een baby en zijn voornaamste verzorgers, zijn ouders, grootouders en de leidsters van de kinderopvang. Hechting is belangrijk, want zonder kan de baby niet overleven, hij wordt dan niet tegen gevaar beschermd. Een goede band betekend dat het kind zich veilig voelt om de omgeving te ontdekken, wetende dat er iemand is als hij iemand nodig heeft.

Hechting vind plaats in de eerste uren na de geboorte, het moment waarop, zowel de moeder als de pasgeboren baby klaar zijn om een band aan te gaan. Baby's worden geboren met een ingebouwd vermogen om de nabijheid van volwassenen uit te lokken en te kunnen overleven. Als de baby deze vermogens lange tijd gebruikt en er een wisselwerking ontstaat tussen het kind en de volwassene, ontstaat er hechting.

Het hechtingsproces bestaat uit verschillende fases:

Pre-hechting (0-3 maanden)

In de eerste maanden is de baby nog compleet afhankelijk van een of meer volwassenen. De ouder of verzorger leert aanvoelen wat de baby nodig heeft. Als er goed gereageerd wordt op de symptomen zal de baby zich veilig voelen.

 

Hechting in wording (3 tot 8 maanden)

Tijdens deze fase ontstaat een begin van herkenning. De baby kan langzaam stemmen en gezichten herkennen. Dit heeft te maken met de ontwikkeling van de hersenen en de verfijning van het zien en horen.

 

 

Eigenlijke hechting (8 tot 18 maanden)

Het kind leert actief duidelijk te maken wat het wil of niet wil. Het kind kan, door de ontwikkeling van de fijne en grove motoriek, dingen zelf paken en zelf achter de ouder en opvoeder aan gaan als die even uit het zicht is.

Losmaken tot zelfstandigheid (18 maanden tot 3 jaar)

Het kind ontdekt dat het zelf iemand is, los van de vertrouwenspersoon. Als een kind onveilig gehecht is, zal het zich vermijdend of angstig gedragen. Ze houden zich op afstand en zoeken nauwelijks contact met de moeder of opvoeder. Ze doen alsof ze alles zelf kunnen en geen hulp nodig hebben. Kinderen laten weinig emoties of spanning zien als ze onveilig gehecht zijn, maar toch ervaren ze spanning en stress. Dat kun je zien doordat hun omgeving constand in de gaten houden en een onrustige indruk maken.

Een leidster in de kinderopvang moet het hechtingproces zien als iets dat zij helpt opbouwen. Kinderen kunnen een goede band aangaan met verschillende personen en kunnen negatieve ervaringen compenseren door positieve ervaringen.

Huilbabys.

Een huilbaby is een prikkelbare baby. Je hebt een huilbaby wanner de baby meer dan 3 uur per dag, drie dagen achter elkaar en meer dan 3 weken lang huilt. Andere kenmerken zijn dat de baby actief en overbewegelijk is. De baby kan schrikachtig reageren, verstrekken, onvoorspelbaar reageren, moeilijk tegen veranderingen en is snel van slag door allerlei prikkels.
Prikkelbare baby's hebben baat bij rust en regelmaat, een vaste volgorde in de verzorging en overdag niet te veel indrukken opdoen. 

Hoe kan je het beste omgaan met een huilbaby?
Door middel van een:

  • Draagzak
  • Warmte
  • Massage
  • Houd contact
  • Inbakeren
  • Hangmat

De algemene seksuele ontwikkeling.

Ieder kind maakt als onderdeel van zijn ontwikkeling, ook een seksuele ontwikkeling door. In hun seksuele ontwikkeing zijn kinderen eerder gericht op lichamelijkheid in brede zin. Kinderen die ruimte krijgen voor een seksuele ontwikkeling in hun eigen tempo, ervaren later een positief gevoel over seksualiteit.

De ervaring die baby's hebben met intimiteit heeft nog niks te maken met de beleving van seksualiteit zoals volwassenen die kennen. Baby's ervaren de verzorger als iemand die voedsel en aandacht geeft. Voor een baby is er al bij de geboorte sensualiteit aanwezig. De ouders strelen de kin, houden het lekker tegen zich aan en geven de baby een gevoel van geborgenheid. 
De baby's ontdekken rond een half jaar hun eigen geslachtsorganen. Dit gaat meestal toevalling, doordat ze met hun handjes hun lichaampje verkennen. Eerst worden de handen en de voetjes ontdenkt. Rond de acht maanden worden de oren, neus, tenen, vingers en piemel of vagina ontdekt. Dit is enkel nieuwsgierigheid naar hun eigen lichaam nog niet voor extra plezier.

De lust- en onlust gevoelens.

Lichamelijk contact is voor de baby: Knuffelen, aaien en wiegen. Dit is uitermate belangrijk voor zijn welzijn en ontwikkeling. De baby zal genieten van liefdevolle koesterende strelingen. 
De leidster op een kinderdagverblijf zal ingaan op uitingen van lust- en onlust gevoelen, zowel verbaal als non-verbaal door middel van lichamelijk contact, zodat de baby een gevoel van veiligheid en vertrouwen ontwikkelt.

Lust en onlust is:

  • lichamelijk
  • warmte (ook affectief)
  • eten
  • drinken
  • slapen
  • aandacht
  • veiligheid
  • gevoelskilte
  • onveiligheid 
  • verbondenheid aan innerlijke gevoelens

Hiermee begint de emotionele ontwikkeling.